Publicatiedatum: 29-7-2006 |
|
|
Een ander verhaal
LINDA HUIJSMANS
Hij was correspondent in het Midden-Oosten en schreef een boek over zijn ervaringen. Vanaf morgen presenteert hij Zomergasten. Na vijf jaar overleven gaat Joris Luyendijk zes weken 'gewoon een avondje tv-kijken en lekker kletsen'
'Hello everybody!' Joris
Luyendijk flapte het eruit toen hij een barak met uitgehongerde vluchtelingen
binnenstapte. Hij zei het omdat hij zich niet goed een houding wist te geven,
verklaart hij in zijn boek Het zijn net mensen, maar het effect was
verpletterend. De doffe blikken verdwenen, meisjes begonnen te giechelen, een
klein jongetje maakte zich los van zijn moeder en wankelde op hem af. Toen hij
viel schoot iedereen in de lach en was het ijs gebroken.
De kreet
'Hello Everybody' komt een paar keer terug in het boek waarin Joris Luyendijk
(1971) terugkijkt op de vijf jaar dat hij als correspondent voor diverse media
in het Midden-Oosten werkte. En steeds heeft het betrekking op momenten waarop
hij van totale verbijstering niets anders meer weet uit te brengen. Zoals die
keer dat hij in Ramallah ging wandelen, 'gewoon voor de sfeer' en er vanuit het
niets Israëlische soldaten en Palestijnse jongetjes opdoken, op de hielen
gezeten door een cameraploeg. Als op commando begonnen de jongens stenen te
gooien en de soldaten in de lucht te schieten, tot ze een jongetje raakten dat
vervolgens met loeiende sirenes werd afgevoerd. 'Hello everybody! Waren hier
camera's omdat er wat gebeurde, of gebeurde er iets omdat er camera's waren?'
noteert de verbijsterde Luyendijk.
Geconditioneerd
Behalve een terugblik op
zijn ervaringen in het Midden-Oosten, is Het zijn net mensen ook een zoektocht
naar het verschil tussen de beelden die we in het Westen via de media over het
Midden-Oosten krijgen voorgeschoteld en de ervaringen van westerlingen die er
zelf wonen.
Luyendijk
kent het dilemma uit de tijd dat hij voor zijn studie antropologie een jaar in
Egypte verbleef. Toen al viel het hem op dat iemand die voor het eerst in het
Midden-Oosten komt al vanaf het moment dat hij het vliegtuig uitstapt heel
andere beelden ziet dan hij had verwacht.
'Blijkbaar
zijn we helemaal geconditioneerd door wat we in de media te zien krijgen. Ik
moest bijvoorbeeld regelmatig uitleggen dat ouders van zelfmoordterroristen
helemaal niet blij zijn als hun zoon zich opblaast. En dan kreeg ik verbaasde
reacties, want we horen meestal een ander verhaal, maar hé, denk even na: het
zijn ook mensen! Niemand die twintig jaar lang een kind heeft opgevoed is blij
als die dood gaat. Ook een Arabier niet. Vandaar ook de titel van mijn boek:
Het zijn net mensen.'
Zijn
afstudeerscriptie verscheen in boekvorm, onder de titel Een goede man slaat
soms zijn vrouw. Daarna vertrok hij opnieuw naar Caïro, ditmaal als
correspondent voor diverse media. Ondanks zijn goede voornemens merkte hij na
verloop van tijd dat hij zelf ook bijdroeg aan die vertekende beeldvorming.
'Elke dag
zag ik om me heen hoe mensen in armoede leefden en last hadden van de
dictatuur, maar verhalen daarover haalden nooit de krant. Alleen aanslagen,
oorlogen en incidenten zijn nieuwswaardig, niet het leven van alledag. Dat
was het
moment dat ik me ben gaan afvragen hoe dat kwam.'
Inmiddels is
hij drie jaar terug in Nederland en ligt er een boek waarin hij verslag doet
van zijn zoektocht naar antwoorden op die vraag. Dat bleek niet gemakkelijk.
Hij wilde laten zien waarom het voor een journalist onmogelijk is om een
objectief en betrouwbaar beeld van het Midden-Oosten te schetsen en waarom het
onmogelijk is om over de grote vraagstukken die daar spelen zinnige dingen te
zeggen. 'Ik wilde de journalistiek daar niet de schuld van geven. De meeste
correspondenten daar zijn gedreven en oprecht geïnteresseerd. Daarom wilde ik
niet zozeer laten zien wat er allemaal mis kan gaan als je verslag probeert te
doen van de gebeurtenissen daar, maar juist op zoek gaan naar de oorzaken
daarvan.'
Toch hebben
recensenten uit zijn boek de conclusie getrokken dat hij journalistiek maar
zinloos vindt. Die hebben het niet goed begrepen, reageert Luyendijk: 'Het gaat
over de belofte die de journalistiek doet, namelijk dat zij weet hoe het zit en
daar objectief over bericht. Mijn bevindingen staan daar haaks op. Ik heb
gemerkt hoe journalisten worden gemanipuleerd en hoe afhankelijk ze zijn. Daar
is weinig tegen te doen. De enige oplossing daarvoor is volgens mij dat je je
lezers en kijkers eerlijk laat zien hoe je aan je informatie komt. Zo bekeken
is mijn boek juist een pleidooi voor de journalistiek.'
Afstand
Met de nodige afstand
kijkt hij dezer dagen naar de oorlog tussen Israël en de Hezbollah, maar nog
steeds herkent hij moeiteloos de automatismen van de publiciteitsmachines die
in dergelijke situaties onmiddellijk in werking treden: 'Als ik de tv aanzet
gebeurt er precies wat ik in mijn boek heb beschreven. Het Journaal interviewt
Shimon Peres, maar de kijker moet niet de illusie hebben dat de redactie hem
heeft gebeld. Daar nemen ze de telefoon niet eens op voor Nederlandse tv. Nee,
Peres heeft zichzelf aangeboden omdat hij weet dat hij goed ligt in Europa, en
is toen uitvoerig ingefluisterd door communicatiebureaus en adviseurs. Die
vertelden hem: je krijgt waarschijnlijk deze vragen en daar ga je dit en dit op
antwoorden. Zo zetten ze een verhaal in elkaar waarin steeds 'recht op
zelfverdediging' wordt herhaald. Dat wordt helemaal gefinetuned en dan begint
hij aan zijn tour langs de Europese media. Het Journaal is een van de redacties
die het aanbod krijgen voorgelegd om naar zijn verhaal te luisteren.'
Net zo
veelzeggend is het feit dat over de motieven van de Hezbollah nauwelijks een
woord wordt gezegd. De media kennen die ook niet, want de Hezbollah heeft veel
minder middelen, knowhow en medestanders in het Westen. Luyendijk: "Israël
zet ze neer als een terroristische organisatie die maar één ding wil en dat is
zoveel mogelijk joden vermoorden. Dat haalt de krant, maar de andere kant van
het verhaal niet, omdat Hezbollah geen persconferenties geeft met mooie quotes,
zoals Israël. Deden ze dat wel, dan zouden ze kunnen beargumenteren dat als
Israël na een kidnapping het recht heeft om hun land plat te gooien, zij het
recht hebben om een deel van Israël plat te gooien want Israël houdt al jaren
Libanezen gegijzeld. Niet dat ik vind dat Hezbollah gelijk heeft, maar ik
constateer dat hun kant van het verhaal onderbelicht blijft. Dat kun je de
media niet verwijten. Er is geen alternatief. Alleen openheid. Zo'n boodschap
slaat niet aan in een maakbaar land als Nederland. Hier ben je gauw cynisch als
je vindt dat iets niet goed gaat en het ook niet beter kán gaan, omdat de
wereld nu eenmaal niet perfect is. Als ik cynisch zou zijn zou ik juist een
stoer boek schrijven over wat ik allemaal wel niet heb meegemaakt en zou ik in
mijn kogelvrije vest op de cover poseren. Dát vind ik pas cynisch.'
De aanslagen
van 11 september openden hem naar eigen zeggen definitief de ogen over de rol
die de media spelen in dit soort conflicten. 'Als we besloten hadden daar
gewoon niet over te berichten, was Bin Laden zijn doel voorbijgeschoten',
poneert hij. 'De waarde van 11 september ligt in de representatie ervan. Daarom
was het zo slim van Bin Laden om twee vliegtuigen achter elkaar te sturen. Hij
wist dat als er in New York één vliegtuig een toren in vliegt, alle camera's
aanstaan als de tweede komt. Dat beeld wilde hij de wereld laten zien.' En hij
ver-
volgt met
een even gechargeerde als controversiële stelling: 'Zonder media-aandacht was
de aanslag een berichtje geworden; "3000 doden bij aanslag in New
York", naast: "Tsunami eist 200 duizend slachtoffers". Bin Laden
heeft goed in de gaten dat politiek met beelden gevoerd wordt. Hij spreekt de
Hollywood- beeldtaal vloeiend.'
Vetorecht
Vanaf morgen is hij zes weken lang te zien als gastheer
van het VPRO-programma Zomergasten. Leon de Winter is een van de gasten maar op
de vraag of hij hem bewust uitgekozen heeft om de discussie over het
Midden-Oosten te kunnen voeren, reageert Luyendijk lachend: 'Ik heb die gasten
niet zelf uitgekozen, dat doet de redactie. Al heb ik wel een vetorecht als zou
blijken dat ik een persoonlijke band zou hebben met een van hen, of als ik
vreesde dat het om een andere reden niet zou werken, maar dat is niet gebeurd.'
Als de
redactie het wél aan hem had gevraagd, had hij er graag een religieuze
allochtoon bij willen hebben. 'Maar ik wil van het programma nadrukkelijk geen
platform maken voor een discussie over het Midden-Oosten. Ik verheug me
misschien nog wel meer op Joep van Lieshout, want ik weet zo weinig van
beeldende kunst, dat ik moeiteloos op het niveau van de kijker zit. Bij Leon de
Winter moet ik bij alles denken: "Is dit nog te volgen voor de gemiddelde
kijker?" Ik vind het eerder een nadeel dan een voordeel, als ik veel van
iemand weet.'
Hij heeft
geen idee waarom de VPRO hem benaderd heeft als presentator, maar naar eigen
zeggen interesseert hem dat ook niet. 'Als zij zo stom zijn om te denken dat ik
het kan, dan wil ik het wel een jaartje proberen', lacht hij. Zijn doel is om
het gesprek zo onopvallend mogelijk te leiden, als een scheidsrechter:
'Idealiter zou het zonder scheidsrechter moeten kunnen, maar dat gaat nu
eenmaal niet. De gespreksleider moet de wedstrijd dus zo leiden, dat de kijker
vergeet dat de scheidsrechter er was. Dus niet vier rode kaarten trekken, want
dan praat het publiek wel over je, maar om de verkeerde reden, want het kwam
voor het voetbal. Over een paar jaar hoeft niemand meer te weten wie in 2006
Zomergasten presenteerde, maar wel dat het toen spannende televisie was.'
'Het
programma heet Zomergasten, niet Zomergesprek. Het gaat niet om mij, maar om
mijn gasten en ik help hen een portret van zichzelf te maken, waarbij ik dan
degene ben die de paaltjes sla.'
Gevraagd
naar zijn toekomstplannen kan hij nog weinig concreets melden. Voorlopig blijft
hij in Nederland, omdat hij minimaal de periode dat hij weg is geweest hier wil
doorbrengen, vijf jaar dus. 'Mijn wortels hebben water nodig. Nederland is mijn
land en ik krijg nooit meer een nieuw land. Het is belangrijk voor mij daarmee
verbonden te blijven.'
Toch wil hij
daarna wel weer naar het buitenland, en graag als journalist, dat hij het
mooiste beroep noemt dat er bestaat.
Mocht hij
weer correspondent worden, dan zal hij zijn verslaggeving anders aanpakken,
neemt hij zich voor: 'Ik zal de mediastrategieën benoemen. Dus niet melden:
"Bush reageerde uitgelaten op de komst van de Iraakse president",
maar: "Het Witte Huis koos ervoor de ontvangst van de Iraakse president
groot te brengen".'
Wie weet
komt er over een paar jaar wel weer een boek over al die momenten waarop hij
nog bij zichzelf zal zeggen: 'Hello everybody!', maar eerst wil hij een beetje
plezier maken met zijn zomergasten: 'Gewoon een avondje tv-kijken en lekker
kletsen